Katholiek

In een Katholieke kerk is veel te zien en te horen. Er is de geur van wierook en de warmte van kaarsen. Iemand draagt een kruis. De priester, diaken en de misdienaars staan achter het altaar. De gelovigen zingen, knielen, staan en gaan weer zitten. De priester en de diaken zingen en spreken. Kleuren, geuren; alles heeft betekenis. Alles gebeurt op volgorde. We noemen dat liturgie.

De Katholieke kerk is een wereldkerk. Onze parochie, het bisdom Groningen-Leeuwarden en de katholieke kerkprovincie Nederland zijn daar een onderdeel van. Een eucharistieviering is daardoor overal ter wereld gelijk. U kunt overal een viering bijwonen en dezelfde onderdelen en elementen van een viering herkennen en meevieren.

Een katholieke kerkdienst heet een viering en heeft iets feestelijks. Elke zondag in het klein, en op de hoogtijdagen in het groot, vieren we Jezus’ verrijzenis en zeggen we God dank voor alle goede gaven. Het sacrament van de Eucharistie staat in het hart van de katholieke kerk. De Eucharistie wordt gevierd in de vorm van een maaltijd en is de gedachtenis aan het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn apostelen. De Eucharistie vieren is de gedachtenis aan deze Paasmaaltijd. Vanwege een tekort aan priesters in ons land kennen wij ook vieringen van Woord en Communie. Dit zijn vieringen die afgeleid zijn van de Eucharistieviering en waar, na de dienst van het Woord, de communie wordt uitgereikt aan de gelovigen. In deze vieringen gaat de diaken of een parochievoorganger voor.

 

 

Sacramenten

In de katholieke kerk wordt Gods nabijheid op een bijzondere manier uitgedrukt en gevierd in de sacramenten. De katholieke kerk kent er zeven. Samen zijn ze de zeven ‘zuilen’ van het katholieke geloof. Elk sacrament wordt gedragen door verhalen uit de Bijbel en gaat vergezeld van gebaren en symbolen.

 

Samenvatting
De kerk kent zeven sacramenten. In deze zeven sacramenten ontmoet de gelovige Christus zelf. Door de sacramenten raakt Hij mensen en verandert hen ten goede. De zeven sacramenten zijn:

 

Doopsel
Het Doopsel gaat terug op meerdere verhalen: de doortocht door de Rode Zee; de doop van Jezus in de Jordaan; de opdracht van Jezus aan zijn leerlingen om ieder die zich wil aansluiten te dopen in Zijn naam. De symbolen bij het Doopsel zijn water Chrisma (olie) en licht.

 

Vormsel
Het Vormsel gaat terug op een episode uit Jezus’ leven, wanneer hij voorleest in de synagoge over de roeping van iedere gelovige. Het symbool bij het Vormsel is de handoplegging en zalving met Chrisma, heilige olie.

 

Eucharistie
De Eucharistie gaat terug op het verhaal van Jezus’ laatste avondmaal. Het gebaar is het breken en delen van het brood, de hostie, zoals Christus zichzelf brak en uitdeelde.

 

Boete en Verzoening
Het verhaal wat bij het sacrament van de Vergeving past is het verhaal van de verloren zoon, of liever zeggen we het verhaal van de barmhartige vader. Het gebaar bij dit sacrament is de absolutie.

 

Ziekenzalving
Bij de Ziekenzalving wordt vaak de: brief van de apostel Jakobus gelezen waarin de raad klinkt om zieken in de gemeenschap te bezoeken en te zalven met olie. Het symbool bij de ziekenzalving is dan ook de olie.

 

Huwelijk
Bij het Huwelijk zijn vele verhalen toepasselijk. Een daarvan is de opdracht die Jezus zijn leerlingen geeft: “Hebt elkaar lief”. Het symbool van dit sacrament is het ja-woord van de geliefden en de wisseling van de ringen.

 

Wijding
De zending van de leerlingen door Jezus past goed bij de wijding. Door de wijding verwijzen mannen op bijzondere wijze naar Christus. Gewijde priesters geven door hun levensstijl zicht op Christus de Hogepriester. De gewijde diaken laat in zijn leven iets zien van Christus de Dienaar. Zowel de priester als de diaken laten samen met de bisschop op een eigen manier zien hoe Christus aanwezig wil zijn in de kerk en bij mensen. De wijding geschiedt door handoplegging en (bij priesters) de zalving met Chrisma.

 

 

Liturgische kleuren

Een liturgische kleur is de kleur van de liturgische gewaden die binnen de Rooms-Katholieke kerk gedragen worden door de priester of diaken. Al naargelang de aard van een kerkelijke feestdag of het tijdstip van een kerkelijke viering varieert de kleur van de gewaden. Dit is geen vrijblijvend kleurgebruik. Het is vastgelegd als voorschrift binnen de Katholieke kerk

In de Institutio Generalis Missalis Romani (Algemene instructie voor het Romeinse Missaal) staan de volgende voorschriften met betrekking tot het gebruik van liturgische kleuren tijdens de mis en het officie van de Katholieke Kerk:

De verscheidenheid van kleuren van de heilige gewaden dient ertoe om zowel de eigenheid van de te vieren geloofsgeheimen als het gevoel van het voortschrijdende christelijke leven in de loop van het kerkelijk jaar effectief ook uiterlijk uit te drukken.

Bij de kleur van de gewijde gewaden dient het traditionele gebruik te worden gevolgd, namelijk:

 

Wit (albus) – tijdens de Paastijd en de Kersttijd; op alle feestdagen rond Jezus Christus die geen verband houden met zijn lijden; op feestdagen van de Maagd Maria; feesten van de Engelen; alle feesten van heilige die geen martelaar zijn; Allerheiligen (1 november); en op de feesten van Johannes de Doper (24 juni), Johannes de evangelist (27 december), de Stoel van de Petrus (22 februari) en de bekering van de Apostel Paulus (25 januari).

 

Rood (ruber) – op Palmzondag; Goede Vrijdag; Pinksterzondag; op feestdagen rond het lijden van Jezus Christus; op feesten van de Apostelen, de Evangelisten en martelaren.

 

Groen (viridis) – op alle dagen van het jaar waar geen andere kleur is voorgeschreven. Zij is voorgeschreven op alle zondagen van de Tijd door het jaar. De Tijd door het jaar begint na het feest van het Doopsel van de Heer tot de dinsdag voor Aswoensdag. En herbegint terug op de maandag na Pinksteren tot de zaterdag voor de Advent. Groen is derhalve een prominente liturgische kleur.

 

Paars (violaceus) – tijdens de adventstijd en de vastentijd oftewel veertigdagentijd (de 40 dagen vóór Pasen). Paars kan ook gebruikt worden in de missen en officies voor de overledenen.

 

Zwart (niger) – mag, daar waar dat gebruikelijk is, gedragen worden in missen voor de overledenen. Meestal is het zwart vervangen door de kleur grijs.

 

Roze (mengsel van paars met wit) (rosaceus) – mag op zondag Gaudete (derde zondag van de Advent) en zondag Laetare (vierde zondag van de vastentijd) gedragen worden waar dit gebruikelijk is.

 

Op bijzondere zeer plechtige feestdagen mogen feestelijke kerkelijke gewaden worden gedragen, ook al wijkt de kleur af van die voor de betreffende dag