Ons diepste zelf is ons kostbaarste bezit. Onze ziel is het principe van de eenheid van ons wezen. Met ons lichaam en onze geest vormen wij één persoon (vgl. Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, nr. 127). De psalmist drukt dit haarfijn uit als hij bidt: “Ik dank U voor het wonder van mijn leven” (Ps 139,14) en “mijn diepste wezen is U niet verborgen” (Ps 139,14). Wat ik diep in mijzelf voel, maakt me bewust van mijn eigen menselijke waardigheid en van die van de ander.
Deze veertigdagentijd nodigt ons uit om stil te staan bij dit kostbaarste bezit. Hoe gaan wij om met de rijkdom die wij van God ontvangen hebben? Zijn wij op de goede weg of is een koerscorrectie misschien op zijn plaats? Graag deel ik met u enkele gedachten omtrent de menselijke waardigheid.
Psalm 139 is de psalm over de persoonlijke menselijke waardigheid die ik ervaar, waarnaar ik hunker en waarin ik me misschien miskend voel. De psalm gaat ook in op innerlijke gedachten en ons moreel handelen waarmee we naar buiten treden. God waarborgt niet alleen mijn diepe persoonlijke waardigheid, maar Hij weet ook wat er zich in mijn hoofd afspeelt: “Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust […] Heer, voor het woord nog op mijn tong is, weet Gij reeds wat ik zeggen ga” (Ps 139,2-4). Ons denken over wie de mens is, is God niet onbekend. De Kerk wil ons helpen om fundamenteel na te denken over de menselijke waardigheid. Het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk bevat vele behartigenswaardige hoofdstukken over dit thema.
De psalm staat ook stil bij ons handelen: “Gij let op al mijn wegen” (Ps 139,3) en “waar zou ik mij voor uw gelaat verbergen” (Ps 139,7). Betekent dit dat God overal op de loer ligt en mij overal in de gaten houdt om mij op zonden te kunnen betrappen? Ik denk het niet. Het is een geruststelling en een hulp dat Hij overal aanwezig is. Als ik integer zoek naar het juiste gedrag en naar wat ik moet doen en laten, is Hij als een hulp nabij: “Waar ik mij wend, Gij staat op wacht, uw hand rust altijd op mijn schouder” (Ps 139,5).
Menselijke waardigheid is keuzes kunnen maken, maar hoever gaat dit?
Een van de aspecten van de menselijke waardigheid is het vermogen om keuzes te maken. Wij leven niet vanuit instinct en ons gedrag is niet voorgeprogrammeerd. Wij zijn vrije mensen die – als we zelf willen – leven vanuit de liefde. En liefhebben kan alleen vanuit vrijheid.
Waar ligt de grens bij het maken van eigen keuzes? Voor sommigen mag keuzevrijheid alleen in uiterste gevallen worden begrensd, namelijk als je een ander schade toebrengt. Je mag dan ten aanzien van jezelf eigenlijk elke keuze maken. Of zijn er hier toch grenzen vanuit de eigen menselijke waardigheid?
De menselijke waardigheid stoelt op het gegeven dat de mens door God geschapen is. Er is al sprake van waardigheid van menselijk leven in de moederschoot. De mens heeft een intrinsieke onvervangbare waarde, met het menszijn zelf gegeven. De psalmist drukt dit uit: “Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd” (Ps 139,13). Ouders die samen in verwachting zijn van een kind, voelen dit ook zo aan. En als je over je eigen bestaan nadenkt en je leven overziet, weet je dat het al in de moederschoot begonnen is. Er zijn situaties waarin dit geheim van nieuw leven niet voelbaar is: een kind dat niet verwacht en niet gewild is, een kind dat niet in liefde verwekt is, een volwassene die terugkijkend op zijn leven alleen maar ellende ziet en denkt: “Was ik maar nooit geboren.” Job bevindt zich in zo’n ellendige situatie en zegt: “Weg met de dag waarop ik werd geboren” (Job 3,3) en “was die nacht [waarin ik werd verwekt] maar onvruchtbaar gebleven” (Job 3,7).
Vanwege de waardigheid van ieder menselijk schepsel komt de Kerk op voor het ongeboren leven. De Kerk draagt liever bij aan een samenleving waarin nieuw leven wordt ontvangen – ook als het moeilijk is – en aan het creëren van mogelijkheden om ieder mensenkind geboren te laten worden en waardig te laten opgroeien.
De menselijke waardigheid wordt ook ernstig geschonden bij het misbruiken van kinderen, jongeren en kwetsbare mensen. De digitalisering maakt het plegen van dit soort misdrijven gemakkelijker dan ooit en zorgt ervoor dat het zich snel verspreidt en eenvoudig te bekijken is. De Kerk heeft in het verleden allesbehalve een goed voorbeeld gegeven als het gaat over misbruik. Dat is inmiddels wel duidelijk en erkend, maar nieuwsberichten laten zien dat het in onze samenleving nog steeds voorkomt. En het wordt gelukkig niet meer met de mantel der liefde bedekt.
Mensonwaardige situaties in onderwijs en zorg
Er zijn meer situaties denkbaar waarbij ik me afvraag of de menselijke waardigheid niet in het geding is. Een aspect van achting voor jezelf is namelijk dat je verantwoordelijkheid neemt voor alles wat je doet. Juist in onze tijd worden werken en studeren steeds vaker door techniek overgenomen. Er bestaat bijvoorbeeld slimme computerprogrammatuur waarmee scholieren en studenten met een paar muisklikken een complete scriptie of een opstel kunnen maken. Alsof ze het zelf bedacht hebben. Je zit voor je computer. Je geeft aan wat de bedoeling en het thema van de opdracht zijn, hoe lang het werkstuk moet zijn. Je typt een paar kernwoorden in die erin moeten voorkomen … en er rolt een complete tekst uit die je kunt inleveren. Dit is een voorbeeld van kunstmatige intelligentie, computertechnologie die veel goeds kan opleveren, maar die ook verkeerd kan worden gebruikt. Hoe kijkt de student of scholier in dit fraudegeval naar zichzelf? Heeft hij wel voldoende achting voor zijn eigen intellectuele ontwikkelingsmogelijkheden en potentie? Kijkt hij wel eerlijk naar zichzelf? Erkennen dat je talenten op een ander terrein liggen – bijvoorbeeld op het praktisch – is ook zeer waardevol. Eerlijk zijn, het kennen van jezelf en verantwoordelijkheid nemen hoort ook bij de menselijke waardigheid.
En wat met de robotisering in de zorg? Een robot die je kousen komt aandoen is praktisch heel handig, zeker nu verzorgenden het erg druk hebben en het aantal hulpbehoevende ouderen toeneemt. Maar hoever gaat we hierin? Praktische zorg en persoonlijke aandacht zouden hand in hand moeten gaan. Ook de vele protocollen en de bureaucratie maken de zorg niet menswaardiger en beter. Waar mensen afhankelijk zijn is persoonlijk contact onontbeerlijk. De mens als mens blijven zien.
Het komende paasfeest
Over een aantal weken vieren we het paasfeest. De verrijzenis van Christus laat zien dat het menselijk leven óók over ons lichaam gaat, en niet alleen over onze ziel of geest. Het wezen van de mens omvat beide. Ze horen intrinsiek bij elkaar. Ons geestelijk leven doet ertoe, én ons lichamelijk leven doet ertoe. Zo willen wij door God gekend worden wanneer we met de psalmist bidden: “Doorzoek mij, God, en peil mijn hart, beproef mij en beoordeel mijn gezindheid. Zie of ik soms verkeerder wegen ga en leid mij langs beproefde paden” (Ps 139,23-24).
Christus is waarlijk uit de doden opgestaan. Dit geloofsmysterie is belangrijk. Het is niet bijkomstig, maar heeft alles met mijn leven te maken en met dat van de ander. Jezus werd door de Vader vanaf het begin ‘mijn Welbeminde Zoon’ genoemd. In de verrijzenis maakt de Vader zijn liefde voor de Zoon waar.
Mede namens de vicarissen wens ik u in deze periode van inkeer een goede voorbereiding op Pasen.
Groningen, Aswoensdag 22 februari 2023
+ Ron van den Hout
bisschop van Groningen – Leeuwarden