De Eucharistie

 

De Eucharistie gaat terug op het verhaal van Jezus’ laatste avondmaal voordat Hij aan het kruis het offer van zijn leven gaf. Tijdens die maaltijd nam Jezus het brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: ‘Neemt en eet hiervan, want dit is Mijn lichaam dat voor u gegeven wordt.’ Daarna nam Hij een beker, sprak de dankzegging uit en gaf het aan zijn leerlingen en zei: ‘Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe, altijddurende verbond, dit is Mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om Mij te gedenken.’
Door in de Eucharistie het brood te breken en uit de beker te drinken geven wij gehoor aan de opdracht van Jezus om Hem te gedenken. Wij geloven dat in de Eucharistie het Lichaam en Bloed van Christus tegenwoorden zijn in brood en wijn. Dat gebeurt tijdens de consecratie van brood en wijn. De katholieke kerk leert, dat Christus dan aanwezig is in het brood en de wijn.

Brood en wijn vormen de kernsymbolen van dit het sacrament van de Eucharistie. Maar ook de priester, de diaken en de verzamelde gelovigen behoren tot de kern van het sacramentele teken. Zo verwijst de biddende priester naar Christus de Hogepriester, de diaken naar Christus de Dienaar en de verzamelde gelovigen naar de Kerk. Brood en wijn zijn de tekenen van Christus’ offer aan God de Vader. Als de priester brood en wijn neemt en deelt, symboliseert hij Christus die Zichzelf als offer opdraagt ten bate van de gehele mensheid, waarvan de vierende gemeenschap het zinnebeeld is.

De Eucharistie is samen met het Doopsel en Vormsel een Initiatiesacrament. Dat betekent dat iemand via deze drie sacramenten toetreedt tot de katholieke kerk. Om de communie te kunnen ontvangen is het dus nodig dat je gedoopt bent en je Eerste Heilige Communie hebt gedaan.