Woensdag in week 21 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Monica
Daags voor de gedachtenis van de grote kerkvader Augustinus viert de Kerk de gedachtenis van zijn moeder Monica. Zij werd geboren te Tagaste in Noord-Afrika in 331 uit christelijke ouders en als meisje uitgehuwelijkt aan een zekere Patricius. Hij was een heidense ambtenaar met een agressief karakter. Ofschoon hij zich ergerde aan Monica’s vroomheid, bewonderde hij wel haar integriteit. Dat leidde ertoe dat hij zich op zijn sterfbed alsnog liet dopen. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren. Augustinus was de oudste. Monica bad onder tranen voor de bekering van haar eerstgeborene. Ze was dolgelukkig toen Augustinus zich door de Milanese bisschop Ambrosius liet dopen. Na haar dood in 387 te Ostia werd ze aldaar begraven, maar haar graf raakte in vergetelheid. In de zesde eeuw werd haar stoffelijk overschot verplaatst naar een verborgen crypte in de St.-Aureuskerk. Vanaf de dertiende eeuw begon haar cultus te bloeien. In 1430 liet paus Martinus V haar resten naar Rome komen. Deze overbrenging ging gepaard met vele wonderen. De Franse kardinaal d’Estouteville liet in Rome ter ere van Augustinus een kerk bouwen, waar Monica’s relieken hun laatste rustplaats vonden. Pas in de 16e eeuw kreeg Monica een vaste dag in de Romeinse liturgie, waarin ze wordt vereerd als toonbeeld van het christelijk moederschap.
Eerste lezing: Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica, 2, 9-13.
Broeders en zusters,
Gij herinnert u onze moeite en inspanning. Terwijl wij u het Evangelie van God verkondigden, hebben wij dag en nacht gewerkt om maar niemand van u tot last te zijn. Met God kunt gij getuigen, hoe vroom en rechtschapen en onberispelijk wij ons tegenover u, gelovigen, hebben gedragen. Gij weet het, als een vader hebben wij ieder van u vermaand en aangemoedigd; wij hebben u bezworen een leven te leiden, God waardig, die u roept tot de heerlijkheid van zijn Koninkrijk. En daarom danken wij God zonder ophouden, dat gij het goddelijk woord der prediking van ons hebt ontvangen en aanvaard: niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God; en het blijft werkzaam in u die gelooft.
Tussenzang: Ps. 139 (138), 7-8. 9-10. 11-12ab.
Antifoon: Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij.Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest,
waar zou ik mij voor uw gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.
Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee:
ook daar is het uw hand die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.
En zeg ik: laat het duister mij dan dekken,
laat alle licht verzwolgen worden door de nacht:
dan zal de duisternis voor U niet donker zijn,
de nachten even helder als de dagen;
voor U zijn licht en duisternis gelijk.
Alleluia: 1 Tess. 2, 13.
Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord, niet als een woord van mensen maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 23, 27-32.
In die tijd sprak Jezus: Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Gij lijkt op gekalkte graven die er van buiten wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid. Zo ziet ook gij van buiten er voor de mensen wel uit als heiligen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en ongerechtigheid. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Gij bouwt de graven van profeten en versiert de grafmonumenten van heiligen en gij zegt: Als wij geleefd hadden in de tijd van onze vaderen, zouden wij niet medeplichtig geweest zijn aan moord op de profeten. Gij getuigt dus tegen uzelf, dat gij zonen zijt van profetenmoordenaars. Nu dan, maakt gij de maat van uw vaderen maar vol