Donderdag in week 18 door het jaar
Vrije gedachtenis van de heilige Sixtus II, paus, en gezellen, martelaren
Sixtus werd in 257 bisschop gewijd van de Kerk van Rome. Toen hij een jaar later op de begraafplaats van Callistus de liturgie vierde, werd hij op bevel van keizer Valerianus door soldaten gevangen genomen en met vier Romeinse diakens onmiddellijk ter dood gebracht (6 augustus 258). Hij werd ter plaatse begraven.
Vrije gedachtenis van de heilige Cajetanus, priester
Cajetanus, geboren in 1480 te Vicenza, behaalde in Padua zijn doctoraat in het burgerlijk en kerkelijk recht en werd senator in Vicenza. Hij vertrok na enige tijd naar Rome om er een anoniem leven te leiden. Paus Julius II wilde echter dat de getalenteerde jurist aan het pauselijk hof kwam werken. Cajetanus was geschokt door de decadentie, de corruptie en de oorlogszucht van Julius’ hofhouding, maar bleef geloven in de heiligheid van de Kerk. Na de dood van paus Julius in 1513 nam hij ontslag en liet zich drie jaar later priester wijden. Hij stichtte in 1523 de Orde der Theatijnen, een gemeenschap van priesters die zich in alle soberheid toelegden op armenzorg, apostolaat en sacramentenbediening. Cajetanus probeerde door het voorbeeld van zijn priesters de corrupte geestelijkheid in zijn tijd te hervormen. Na de plundering van Rome in 1527 door de troepen van keizer Karel V, verlieten de Theatijnen Rome en vestigden zich in Venetië. Toen daar pest en hongersnood uitbraken, wijdden de Theatijnen zich geheel aan de armen- en ziekenzorg. In 1533 stichtte Cajetanus in Napels een theatijnenhuis, waar hij 14 jaar later op 7 auguatus 1547 stierf. Vanuit Napels verspreidden de Theatijnen zich over heel Italië en Europa. Paus Clemens X verklaart Cajetanus heilig in 1671. Hij wordt vooral vereerd wegens zijn belangrijke bijdrage aan de katholieke hervorming. Cajetanus is patroonheilige van Napels en wordt aangeroepen tegen de pest.
Eerste lezing: Uit het boek Numeri, 20, 1-13.
In die dagen kwam heel de gemeenschap van de Israëlieten in de woestijn Sin. Tijdens het verblijf van het volk in Kades overleed Mirjam en werd ter plaatse begraven. Eens was er geen water voor de gemeenschap. Het volk liep toen te hoop tegen Mozes en Aäron en begon Mozes verwijten te doen. Zij zeiden: Waren wij maar door ingrijpen van de Heer gestorven zoals onze broeders. Hebt gij de gemeente van de Heer naar deze woestijn geleid om er mens en dier de dood te laten vinden? Waarom hebt ge ons uit Egypte geleid naar dit ellendig oord waar geen koren is, geen vijg, geen wijnstok, geen granaatappel, en zelfs geen water? Toen verwijderden Mozes en Aäron zich van de gemeente en wierpen zich ter aarde. De heerlijkheid van de Heer verscheen hun en God sprak tot Mozes: Neem de staf en roep met uw broer Aäron de gemeente bijeen. Gij moet in hun bijzijn de rots gebieden water te geven; dan zult gij uit die rots water doen stromen en de gemeenschap en het vee laten drinken. Mozes nam de staf uit het heiligdom, zoals de Heer hem gezegd had. Toen riepen Mozes en Aäron de gemeente voor de rots bijeen. Mozes zei tot hen: Luistert, weerspannigen! Zullen wij voor mensen als u water uit deze rots laten stromen? Mozes hief zijn hand op en sloeg met zijn staf op de rots, tweemaal: toen stroomde er volop water uit, zodat de gemeenschap en het vee konden drinken. Maar de Heer zei tot Mozes en Aäron: Uw vertrouwen op Mij is niet zo groot geweest, dat gij tegenover de Israëlieten mijn heiligheid hebt hooggehouden. Daarom zult gij deze gemeente niet binnenleiden in het land, dat Ik hun gegeven heb. Dat water is het water van Meriba, waar de Israëlieten de Heer verwijten deden en Hij bij hen zijn heiligheid openbaarde.
Tussenzang: Ps. 95 (94), 1-2. 6-7. 8-9.
Antifoon: Luistert heden naar de stem van de Heer,Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten,
juichen wij toe de Rots van ons heil.
Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang,
Hem met liederen eren.
Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen,
neerknielen voor Hem die ons schiep.
Hij is onze God en wij zijn volk,
Hij is de herder en wij zijn kudde.
Luistert heden dan naar zijn stem:
weest niet halsstarrig als eens in Meriba,
zoals in Massa in de woestijn;
waar uw vaderen Mij wilden tarten
ofschoon zij mijn daden hadden gezien.
Alleluia: Joh. 14, 23.
Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 16, 13-23.
Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon? Zij antwoordden: Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten. Maar gij – sprak Hij tot hen – wie zegt gij dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Jezus hernam: Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was. Van dat ogenblik af begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij, na ter dood gebracht te zijn, op de derde dag zou verrijzen. Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag U nooit overkomen. Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.