Dinsdag na de vijfde zondag van Pasen
Vrije gedachtenis van de heilige Bernardinus van Siena, priester
Bernardino degli Albizzeschi werd in 1380 geboren in het Toscaanse Massa Maritima als lid van een adellijke familie. Vrome tantes zetten zijn opvoeding voort, nadat hij op zijn zesde wees was geworden. Op zeventienjarige leeftijd studeerde hij in Siena af in het burgerlijk en kerkelijk recht. In 1400 verzorgde hij pestlijders. Twee jaar later trad Bernardinus in bij de minderbroeders observanten, een beweging van mannelijke religieuzen die zeer streng de Regel van Sint-Franciscus wilden navolgen. In 1404 werd Bernardinus priester gewijd. Hij reisde door heel Italië en trad overal op als volksprediker. Velen wist hij tot inkeer te brengen. Dat leverde hem de titel ‘Apostel van Italië’ op. Bernardinus stierf te l’Aquila in 1444. Zes jaar na zijn dood werd hij al heilig verklaard. Voor de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit is hij belangrijk wegens zijn verbreiding van de devotie tot de heilige Naam van Jezus. Het logo van deze devotie was IHS, de eerste drie Griekse letters voor Jèsous. Dat is Hebreeuws voor ‘JHWH redt’. IHS kan ook de afkorting zijn van de Middeleeuwse schrijfwijze Jhesus of van Jesus Hominum Salvator (Jezus Redder van de mensen).
Vrije gedachtenis van de zalige Josefa Stenmanns, maagd (bisdom Roermond)
Hendrina Stenmanns werd op 28 mei 1852 geboren te Issum, bisdom Münster. Vanaf haar vroege jeugd hielp zij armen en zieken. In 1884 kwam zij naar Steyl. Daar stichtte Arnold Janssen in 1889 de missiecongregatie van de Dienaressen van de heilige Geest, waarvan zij samen met de zalige Maria (Helena) Stollenwerk de medestichteres werd. Moeder Josefa onderscheidde zich door een grote liefde tot de Drievuldigheid, vooral tot de heilige Geest, tot de allerheiligste maagd Maria en tot de heilige Jozef. Vanaf 1898 was zij de overste van de congregatie tot haar dood op 20 mei 1903.
Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 14, 19-28.
In die dagen kwamen er Joden van Antiochië en Ikonium die het volk ompraatten. Daarom stenigden zij Paulus en sleepten hem buiten de stad in de mening dat hij dood was. Maar toen de leerlingen om hem heen waren gaan staan, richtte hij zich op en ging weer de stad binnen. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe. Nadat zij in die stad het Evangelie hadden verkondigd en vele leerlingen hadden gewonnen, keerden zij naar Lystra, Ikonium en Antiochië terug. Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden en zeiden dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnengaan. In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan en vertrouwden hen toe aan de Heer, in wie zij nu geloofden. Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië, predikten het woord in Perge en bereikten Attalia. Daar gingen ze scheep naar Antiochië, vanwaar zij, aan Gods genade aanbevolen, waren uitgegaan naar het werk dat zij volbracht hadden. Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend. Geruime tijd brachten ze daar bij de leerlingen door.
Tussenzang: Ps. 145 (144), 10-11. 12-13ab. 21.
Antifoon: Uw werken, Heer, maken uw kracht aan de mensen bekend.Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.
Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw koninkrijk.
Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.
Mijn mond bezingt de lof van de Heer
en alles wat leeft prijze eeuwig zijn Naam.
Alleluia: Joh. 10, 14.
Alleluia. Ik ben de goede Herder, zegt de Heer. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 14, 27-31a.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven. Veel zal Ik niet meer met u spreken, want de vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets tegen Mij, maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb en dat Ik handel zoals Hij Mij bevolen heeft.