Lezing voor de dag: 8 mei 2025

Datum: 8 mei 2025

Donderdag na de derde zondag van Pasen


Feest van de verjaardag van de wijding van de kathedraal (bisdom Rotterdam)

Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 8, 26-40.
In die dagen sprak een engel van de Heer tot Filippus: Begeef u op reis naar het zuiden en ga de weg op die van Jeruzalem naar Gaza loopt: deze is eenzaam. Hij begaf zich op reis. Terzelfder tijd bevond een Ethiopiër zich op de terugweg van een pelgrimstocht naar Jeruzalem; hij was een eunuch, een hoveling van Kandake, de koningin van de Ethiopiërs, en haar opperschatmeester. Gezeten in zijn reiskoets was hij de profeet Jesaja aan het lezen. De Geest sprak tot Filippus: Ga naar die reiskoets en blijf in de nabijheid. Toen Filippus er naar toe gegaan was, hoorde hij hem de profeet Jesaja lezen. Hij vroeg hem: Begrijpt ge wat ge leest? Maar de Ethiopiër antwoordde: Hoe zou ik dat kunnen, als niemand mij daarin behulpzaam is? Hij nodigde Filippus uit in te stappen en bij hem te komen zitten. De schriftuurplaats die hij juist las was de volgende: Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid; en evenals een lam, stom tegen zijn scheerder, opende Hij zijn mond niet. Door zijn vernedering is zijn vonnis voltrokken. Wie zal zijn geslacht kunnen beschrijven? Want zijn leven wordt weggenomen van de aarde. Nu richtte de eunuch het woord tot Filippus: Mag ik u vragen van wie de profeet dit zegt? Van zichzelf of van iemand anders? Filippus begon te spreken en uitgaande van deze tekst verkondigde hij hem Jezus. Al voortreizende kwamen ze bij een water en de hoveling zei: Hier is water. Wat is er op tegen, dat ik gedoopt word? Filippus echter zeide: Als ge van ganser harte gelooft, mag het. Hij gaf ten antwoord: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. Hij liet de koets stil houden en beiden, Filippus en de eunuch, daalden af in het water en hij doopte hem. Toen zij uit het water gekomen waren, rukte de Geest des Heren Filippus weg; de eunuch zeg hem niet meer en zette vol blijdschap zijn reis voort. Filippus echter werd aangetroffen in Azotus. Daar trok hij rond en predikte de Blijde Boodschap in alle steden totdat hij in Caeserea kwam.

Tussenzang: Ps. 66 (65), 8-9. 16-17. 20.

Antifoon: Jubelt voor God, alle landen der aarde,
bezingt de heerlijkheid van zijn Naam.

Prijst, alle volken, nu onze God,
verkondigt de faam van zijn daden.
Hij heeft ons leven steeds weer gered,
en liet niet toe dat wij vielen.

Komt dan, godvrezenden, luistert naar mij,
ik zal u verhalen wat Hij mij gedaan heeft.
Hem heeft mijn mond steeds om hulp gevraagd,
mijn tong heeft Hem altijd geprezen.

God zij geprezen, Hij wees mij niet af,
onthield mij niet zijn erbarmen.

Alleluia: Apok. 1, 5ab.
Alleluia. Jezus Christus, getrouwe Getuige, Eerstgeborene van de doden; Gij hebt ons liefgehad en van de zonden verlost in uw bloed. Alleluia.

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 6, 44-51.
In die dagen zei Jezus tot de menigte: Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Er staat geschreven bij de profeten: En allen zullen door God onderricht worden. Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft, komt tot Mij. Niet dat iemand de Vader gezien heeft: alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens. Uw vaderen, die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven; maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er van eet niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.

Lezingen bij het feest van de verjaardag van de wijding van de kathedraal (bisdom Rotterdam)
Er kunnen ook andere lezingen genomen worden.

Eerste lezing: Uit de profeet Ezechiël, 43, 1-2, 4-7a.
In die tijd bracht de engel mij naar de poort, naar de poort die op de oostkant ligt, en daar zag ik, Ezechiël, de heerlijkheid van de God van Israël uit het oosten aankomen. Het klonk als het gedruis van geweldige wateren. De heerlijkheid van de Heer ging door de poort die op de oostkant ligt, de tempel binnen. De geest nam mij op en bracht mij naar de binnenste voorhof. Daar zag ik hoe de heerlijkheid van de Heer de tempel vervulde. Toen hoorde ik uit de tempel iemand tot mij spreken, terwijl de engel nog naast mij stond. Hij zei tot mij: Mensenkind, dit is de plaats van mijn troon en de plaats van mijn voetzolen, de plaats waar Ik wil wonen onder de zonen van Israël, voor altijd.

Tussenzang: 1 Kron. 29, 10, 11abc, 11d-12a, 12bcd.

Antifoon: Wij eren, Heer, uw luisterrijke Naam.

Gij zijt geprezen, Heer, in alle eeuwen,
Gij God van onze vader Israël.
Groot zijt Gij in uw daden, oppermachtig,
verheven, luisterrijk en hoog geëerd.

Want alles in de hemel en op aarde is het uwe,
Gij zijt de koning, Heer, die boven allen staat.
Van U zijn aanzien en bezit afkomstig,
al wat bestaat richt zich naar uw bevel.

Gij kunt beschikken over vaardigheid en krachten,
wat groot en sterk is hebt Gij zo gemaakt.

Alleluia: Apok. 21, 3.
Alleluia. Zie hier Gods woning onder de mensen. Hij zal bij hen wonen. Alleluia.

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 10, 22-30.
In die tijd werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd. Het was winter en Jezus hield zich op in de tempel, in de Zuilengang van Salomo. De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan en zeiden tot Hem: Hoelang houdt Gij ons nog in spanning? Als Gij de Messias zijt, zeg het ons dan ronduit. Jezus gaf hun ten antwoord: Ik heb het u gezegd, maar gij gelooft het niet. De werken die Ik in naam van mijn Vader doe, zij leggen getuigenis over Mij af. Maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.

Terug naar overzicht
Deel deze lezing van de dag: