Lezing voor de dag: 1 mei 2025

Datum: 1 mei 2025

Donderdag na de tweede zondag van Pasen

Vrije gedachtenis van de heilige Jozef, de arbeider
De herdenking van de heilige Jozef als patroon van de arbeid werd in 1955 ingesteld door paus Pius XII. Op deze dag gedenkt de Kerk het werkzame leven van de echtgenoot van Maria. Volgens de Evangelies van Marcus en Matteüs was Jozef timmerman in de stad Nazaret in Galilea.
In veel landen is 1 mei de Dag van de Arbeid. De R.K.-Kerk brengt op deze dag in herinnering wat volgens het christelijk geloof de waarde van de menselijke arbeid is. De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt hierover:
“De menselijke arbeid komt rechtstreeks van de mensen die geschapen zijn naar Gods beeld en die als opdracht gekregen hebben met en voor elkaar de aarde te onderwerpen en zo het scheppingswerk voort te zetten. Werken is dus een plicht: ‘Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten’ (2 Tess. 3, 10).
De arbeid is een eerbetoon aan de gaven van de Schepper en aan de talenten die men gekregen heeft. Hij kan ook een verlossende waarde hebben. Door de last van de arbeid te verdragen in vereniging met Jezus, de werkman van Nazaret en de gekruisigde van Calvarië, werkt de mens in zekere zin mee met de Zoon van God aan het werk van de verlossing. Hij toont zich een leerling van Christus door elke dag het kruis op te nemen bij het uitvoeren van het werk dat hem is opgedragen. De arbeid kan een middel tot heiliging zijn en ertoe bijdragen de aardse werkelijkheid te bezielen in de Geest van Christus.” (CKK nr. 2427)

Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 5, 27-33.
In die dagen namen de dienaren van de bevelhebber de apostelen mee en brachten hen voor het Sanhedrin. De hogepriester begon hen te ondervragen: Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de Naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen. Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen. Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en besloten hen te doden.

Tussenzang: Ps. 34 (33), 2. 9. 17-18. 19-20.

Antifoon: Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer.

De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is,
gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.

Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af,
zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen luistert de Heer
en redt hen uit iedere nood.

De Heer is nabij voor rouwmoedige harten,
Hij helpt wie zijn schuld erkent.
Veel rampen zullen de vrome bedreigen,
uit elk daarvan redt hem de Heer.

Alleluia:
Alleluia. Hij die alles riep in het bestaan en zich ontfermde over ons, zijn mensen, Hij is verrezen, Christus de Heer. Alleluia.

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 3, 31-36.
Wie van boven komt, staat boven allen. Wie van de aarde is, behoort tot de aarde en spreekt de taal van de aarde. Wie uit de hemel komt, staat boven allen. Hij legt getuigenis af van wat Hij zag en hoorde, maar toch aanvaardt niemand zijn getuigenis. Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bezegelt daarmee dat God waarachtig is. Want Hij, die door God gezonden is, spreekt Gods eigen woorden: zo mateloos schenkt God zijn Geest. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven. Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwig leven. Wie weigert in de Zoon te geloven, zal het leven niet zien, integendeel, de toorn Gods blijft op hem.

Lezingen bij de vrije gedachtenis van de heilige Jozef, de arbeider

Eerste lezing uit de Handelingen van de apostelen, 5, 17-26.
In die dagen werden de hogepriester en heel zijn aanhang, die de partij der Sadduceeën vormden, met hevige afgunst vervuld. Zij grepen de apostelen en zetten hen in de stadsgevangenis. Maar in de nacht ontsloot een engel des Heren de deuren van de gevangenis, leidde hen naar buiten en zei: Gaat, treedt weer op in de tempel en predikt aan het volk al deze woorden des Levens. Zij gaven hieraan gehoor, gingen tegen de morgen naar de tempel en gaven er onderricht. Toen nu de hogepriester kwam met de zijnen, riepen zij het Sanhedrin bijeen, de raad der oudsten van het volk van Israël, en stuurden dienaren naar de gevangenis om hen te halen. Maar bij aankomst vonden de dienaren hen niet meer in de kerker. Zij keerden terug met het bericht: Wij vonden de gevangenis stevig op slot en de wachten voor de deuren op hun post, maar toen wij opendeden troffen wij niemand aan. Toen zij dit vernamen, vroegen de tempelcommandant en de hogepriesters, – ongerust daarover – zich af wat voor gevolgen dit zou kunnen hebben. Maar iemand kwam hun melden: De mannen die gij in de kerker hebt gezet, bevinden zich in de tempel en onderrichten het volk. Daarop ging de bevelhebber met zijn dienaren hen halen – maar zonder geweld te gebruiken, uit angst door het volk gestenigd te worden.

Tussenzang Ps. 90 (89), 2. 3-4. 12-13. 14 en 16.

Antifoon: Bestuur onze handen, Heer, bij al wat zij doen.

Voordat de bergen geboren waren,
voordat de aarde was voortgebracht,
zijt Gij, God, van eeuwig tot eeuwig.
Wat sterfelijk is vergaat weer tot stof,

Gij zegt: keer terug, kind van mensen.
Voor U zijn duizend jaren één dag,
als gisteren dat al voorbij is,
een uur van slaap in de nacht.

Leer ons onze dagen naar waarde te schatten
en zo te komen tot wijsheid van hart.
Laat af, Heer, hoe lang nog pijnigt Gij ons?
Wees toch uw dienaars genadig.

Verleen ons van nu af uw rijkste zegen
en laat heel ons leven gelukkig zijn.
Laat zien aan uw dienaars waartoe Gij in staat zijt
en toon aan hun zonen uw heerlijkheid.

Alleluia Ps. 68 (67), 20.
Alleluia. De Heer zij geloofd, dag aan dag: Hij draagt onze lasten, de God van ons heil. Alleluia.

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 13, 54-58.
In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge, zodat ze verbaasd zeiden: Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen? Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas? Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan? En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring. En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.

Terug naar overzicht
Deel deze lezing van de dag: