Logo

Parochie Heilig Kruis

Laatste nieuws

Boodschap van de Heilige Vader Franciscus voor de 99ste Wereldmissiedag 2025

8 oktober 2025

Lees meer



Nieuw

Boodschap van de Heilige Vader Franciscus voor de 99ste Wereldmissiedag 2025

8 oktober 2025

Geliefde broeders en zusters, Voor Wereldmissiedag van het Jubeljaar 2025, waarvan de kernboodschap de hoop is (vgl. de bul De hoop wordt niet teleurgesteld) heb ik het volgende motto gekozen: […]

Geliefde broeders en zusters,
Voor Wereldmissiedag van het Jubeljaar 2025, waarvan de kernboodschap de hoop
is (vgl. de bul De hoop wordt niet teleurgesteld) heb ik het volgende motto gekozen:
“Missionarissen van de hoop onder de volken”. Het brengt de individuele christenen
en de Kerk, als gemeenschap van gedoopten, de fundamentele roeping in
herinnering om in het voetspoor van Christus boodschappers en bouwers van de
hoop te zijn. Ik wens allen een tijd van genade toe met de trouwe God, die ons heeft
doen herboren worden in de verrezen Christus “voor een leven van hoop (vgl. 1 Petr.
1, 3-4); en ik wil aan enkele belangrijke aspecten herinneren van de missionaire
christelijke identiteit, opdat wij ons kunnen laten leiden door de Geest van God en
kunnen branden van heilige ijver voor een nieuw seizoen van evangelisatie van de
Kerk, die gezonden is om de hoop opnieuw te bezielen in een wereld waarboven
donkere wolken hangen (vgl. encycl. Fratelli tutti, 9-55).
1. In het voetspoor van Christus, onze hoop
Wanneer wij het eerste gewone Jubeljaar van het derde millennium na dat van het
jaar 2000 vieren, houden wij de blik gericht op Christus, “dezelfde gisteren, vandaag
en tot in eeuwigheid” (Heb. 13, 8). Hij verklaarde in de synagoge van Nazareth dat
de Schrift tot vervulling komt in het “heden” van zijn aanwezigheid in de
geschiedenis. Hij openbaarde zich als de door de Vader met de zalving van de
Heilige Geest Gezondene om de Blijde Boodschap van het Rijk Gods en “een
genadejaar van de Heer” voor heel de mensheid te openen (vgl. Luc. 4, 16-21).
In dit mystieke “heden”, dat duurt tot het einde van de wereld, is Christus de
vervulling van het heil voor allen, vooral voor hen wier enige hoop God is. In zijn
aardse leven “ging Hij weldoende rond en genas allen” (van het kwaad en de Boze
(vgl. Hand. 10, 38) en gaf aan de behoeftigen en het volk de hoop op God terug.
Bovendien ervoer Hij alle menselijke broosheid, behalve die van de zonde, en daarbij
maakte Hij ook kritieke ogenblikken mee, die konden leiden tot wanhoop, zoals bij de
doodstrijd in Getsemane en op het kruis. Jezus vertrouwde alles echter toe aan God
de Vader met een totaal vertrouwen op zijn heilzaam plan voor de mensheid, een
plan van vrede voor een hoopvolle toekomst (vgl. Jer. 29, 11). Zo is Hij de goddelijke
Missionaris geworden van de hoop, het hoogste voorbeeld voor allen die al
eeuwenlang de zending voortzetten die ook in de uiterste beproevingen van God
wordt ontvangen.
Door middel van zijn leerlingen, die tot alle volken worden gezonden en op mystieke
wijze door Hem begeleid, zet de Heer Jezus zijn dienst van hoop voor de mensheid
voort. Hij buigt zich ook vandaag nog over iedere arme, bedroefde, wanhopige en
onder het kwaad gebukt gaande persoon om “over zijn wonden de olie van de troost
en de wijn van de hoop” te gieten (Voorwoord van “Jezus de barmhartige
Samaritaan”). Gehoorzaam aan zijn Heer en Meester en met dezelfde geest van
dienstbaarheid zet de Kerk, de gemeenschap van de leerlingen-missionarissen van
Christus, die zending voort door te midden van de volken het leven aan allen aan te
bieden. Hoewel zij enerzijds aan vervolgingen, tegenspoed en moeilijkheden en
anderzijds aan de eigen onvolmaaktheden en de zonden ten gevolge van de
zwakheden van de individuele leden het hoofd moet bieden, wordt zij voortdurend
door de liefde van Christus ertoe aangezet samen met Hem voort te gaan op deze
missionaire weg en zoals Hij en met Hem de kreet van de mensheid, of nog erger,
het gejammer van ieder schepsel in afwachting van de uiteindelijke verlossing aan te
nemen. Dat is de Kerk die de Heer van oudsher en voor altijd oproept om zijn
voetspoor te volgen: “niet een statische Kerk, [maar] een missionaire Kerk, die met
de Heer trekt langs de wegen van de wereld” (Homilie in de afsluitende mis van de
Algemene Gewone Vergadering van de Bisschoppensynode, 27 oktober 2024).
Laten wij ons daarom ook geïnspireerd weten om op weg te gaan in het voetspoor
van de Heer Jezus om met Hem en in Hem tekens en boodschappers van hoop voor
allen te worden, op iedere plaats en in iedere omstandigheid die God ons geeft. Dat
alle gedoopten, leerlingen-missionarissen van Christus, zijn hoop laten schijnen in
iedere hoek van de aarde!
2. De christenen, dragers en bouwers van hoop onder de volken
In navolging van Christus de Heer zijn de christenen geroepen de Blijde Boodschap
door te geven door de concrete levensomstandigheden te delen van degenen die zij
ontmoeten, en zo dragers en bouwers van hoop te worden. Immers, “vreugde en
hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van
hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet
en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij mensen te vinden
dat geen weerklank vindt in hun hart” (Gaudium et spes, 1).
Deze beroemde uitspraak van het Tweede Vaticaans Concilie, die het gevoelen en
de stijl van de christelijke gemeenschappen in iedere tijd tot uitdrukking brengt, blijft
de leden ervan bezielen en helpt hen op weg te gaan met hun broeders en zusters in
de wereld. Ik denk in het bijzonder aan u, missionarissen ad gentes, die, de
goddelijke roepstem volgend, naar andere volken bent gegaan om de liefde van God
in Christus bekend te maken. Van harte bedankt! Uw leven is een concreet antwoord
op de opdracht van de verrezen Christus, die de leerlingen heeft uitgezonden om alle
volken te evangeliseren (vgl. Mat. 28, 18-20). Zo brengt u de universele roeping van
de gedoopten in herinnering om met de kracht van de Geest en een dagelijkse inzet
onder de volken missionarissen te worden van de grote hoop die ons door de Heer
Jezus is geschonken.
De horizon van deze hoop overstijgt de vergankelijke wereldse werkelijkheden en
opent zich voor de goddelijke, die wij reeds bij voorbaat in het heden genieten.
Immers, zoals de heilige Paulus VI in herinnering bracht, is het heil in Christus dat de
Kerk aan allen aanbiedt als gave van de barmhartigheid van God, niet alleen
“immanent naar de maat van de materiële of ook spirituele behoeften die […] geheel
samenvallen met de aardse verlangens, verwachtingen, bezigheden en strijd, maar
evenzo een heil dat al deze grenzen overstijgt om zich te verwezenlijken in een
gemeenschap met het enige Absolute, dat van God: een transcendent,
eschatologisch heil, dat zeker zijn begin heeft in dit leven, maar dat zijn voltooiing
vindt in de eeuwigheid” (apost. exhort. Evangelii nuntiandi, 27).
Door een zo grote hoop bezield, kunnen de christelijke gemeenschappen een teken
zijn van een nieuwe mensheid in een wereld die in de meest “ontwikkelde” gebieden
ernstige symptomen vertoont van een crisis van het menselijke: een wijdverbreid
gevoel van ontreddering, eenzaamheid en verlatenheid bij de ouderen, problemen bij
het vinden van de bereidheid om wie ons nabij is, te hulp te komen. In de
technologisch meest geavanceerde naties wordt het nabij zijn minder: wij zijn allen
met elkaar verbonden, maar hebben geen relatie met elkaar. Efficiency en het
gehecht zijn aan dingen en ambities brengen ons ertoe dat wij gefocust zijn op
onszelf en niet in staat zijn tot altruïsme. Het evangelie kan, indien het in de
gemeenschap wordt beleefd, ons weer een gehele, gezonde, verloste menselijkheid
teruggeven.
Daarom hernieuw ik de uitnodiging om de daden te stellen waarop wordt gewezen in
de bul betreffende de aankondiging van het Jubeljaar (nrs. 7-15) met een bijzondere
aandacht voor de armsten en de zwaksten, de zieken, de ouderen, degenen die van
de materialistische en consumistische maatschappij uitgesloten zijn. En dit te doen in
de stijl van God: met nabijheid, medelijden en tederheid en door te zorgen voor een
persoonlijke relatie met de broeders en de zusters in hun concrete situatie (vgl.
apost. exhort. Evangelii gaudium, 127-128). Dan zullen zij het vaak zijn die ons leren
met hoop te leven. En door middel van het persoonlijke contact zullen wij de liefde
van het medelijdend Hart van de Heer kunnen overdragen. Wij zullen ervaren dat
“het Hart van Christus […] de levende kern is van de eerste verkondiging” (encycl.
Dilexit nos, 32). Puttend uit deze bron kan men immers met eenvoud de van God
ontvangen hoop (vgl. 1 Petr. 1, 21) aanbieden door aan anderen dezelfde
vertroosting te brengen waarmee wij door God zijn getroost (vgl. 2 Kor. 1, 3-4). In het
menselijk en goddelijk Hart van Jezus wil God tot het hart van iedere persoon
spreken door allen naar zijn liefde toe te trekken. “Wij zijn uitgenodigd om deze
zending voort te zetten: een teken te zijn van het Hart van Christus en van de liefde
van de Vader en daarbij de hele wereld te omarmen” (Toespraak tot de deelnemers
aan de Algemene Vergadering van de Pauselijke Missiewerken, 3 juni 2023).
3. De zending van de hoop hernieuwen
Ten overstaan van de dringende noodzaak van de zending van de hoop zijn de
leerlingen van Christus vandaag het eerst geroepen “handwerkers” van de hoop te
worden en herstellers van een dikwijls verwarde en ongelukkige mensheid.
Hiertoe is het noodzakelijk in ons de spiritualiteit van Pasen te hernieuwen die wij in
iedere eucharistieviering en vooral in het Paastriduüm, middel- en hoogtepunt van
het liturgisch jaar, beleven. Wij zijn gedoopt in de dood en de verlossende verrijzenis
van Christus, in het Pasen van de Heer, dat de eeuwige lente van de geschiedenis
aanwijst. Wij zijn dus “het volk van de lente” met een steeds hoopvolle blik die met
allen gedeeld moet worden, omdat “wij” in Christus “geloven en weten dat de dood
en de haat niet de laatste woorden zijn” over het menselijk bestaan (vgl. Catechese,
23 augustus 2017). Daarom putten wij uit de mysteries van Pasen, die in de
liturgische vieringen en de sacramenten verwezenlijkt worden, voortdurend de kracht
van de Heilige Geest met de ijver, de vastberadenheid en het geduld om op het
uitgestrekte terrein van de evangelisatie van de wereld werkzaam te zijn. “De
verrezen en glorierijke Christus is de diepe bron van onze hoop en het zal ons niet
ontbreken aan zijn hulp om de zending die Hij ons toevertrouwt, te vervullen” (apost.
exhort. Evangelii gaudium, 275). In Hem leven en getuigen wij van die heilige hoop
die is “een gave en een taak voor iedere christen” (La speranza è una luce nella
notte, Vaticaanstad 2024, 7).
De missionarissen van hoop zijn mannen en vrouwen van gebed, omdat “een
persoon die hoopt, een persoon is die bidt”, zoals de eerbiedwaardige kardinaal Van
Thuan onderstreepte, die gedurende de lange kwelling in de gevangenis de hoop
levend heeft gehouden dankzij de kracht die hij ontving van het volhardend gebed en
van de eucharistie (vgl. F.X. Nguyen Van Thuan, Il cammino della speranza, Rome
2001, nr. 963). Laten wij niet vergeten dat bidden de eerste missionaire daad is en
tegelijkertijd “de eerste kracht van de hoop (Catechese, 20 mei 2020).
Laten wij daarom de zending van de hoop hernieuwen, beginnend bij het gebed,
vooral het gebed dat met het Woord van God wordt verricht,in het bijzonder met de
psalmen, die een grote symfonie van gebed zijn waarvan de componist de Heilige
Geest is (vgl. Catechese, 19 juni 2024). De psalmen voeden ons op om hoop te
hebben bij tegenslagen, de tekens van hoop te onderscheiden en het voortdurende
“missionaire” verlangen te hebben dat God wordt geprezen door alle volkeren (vgl.
Ps. 41, 12; 67, 4). Door te bidden houden wij de vonk van hoop brandend, die door
God in ons is ontstoken, opdat zij een groot vuur wordt dat allen rondom verlicht en
verwarmt, ook met door het gebed zelf bezielde daden en concrete gebaren.
De evangelisatie is, zoals het kenmerk van de christelijke hoop, ten slotte altijd een
gemeenschappelijk proces (vgl. Benedictus XVI, encycl. Spe salvi, 14). Dat proces
eindigt niet met de eerste verkondiging en het doopsel, maar gaat door met de
opbouw van de christelijke gemeenschappen door middel van de begeleiding van
iedere gedoopte op de tocht langs de weg van het evangelie. In de moderne
maatschappij is het behoren tot de Kerk nooit een werkelijkheid die eens en voor
altijd is verworven. Daarom is de missieactiviteit om een rijp geloof in Christus door te
geven en te vormen “het paradigma van ieder werk van de Kerk” (apost. exhort.
Evangelii gaudium, 15), een werk dat gemeenschap van gebed en activiteit vereist.
Ik benadruk nogmaals deze missionaire synodaliteit van de Kerk, evenals de dienst
van de Pauselijke Missiewerken bij het bevorderen van de missionaire
verantwoordelijkheid van de gedoopten en het ondersteunen van de nieuwe
particuliere Kerken. En ik spoor u allen aan, kinderen, jongeren, volwassenen,
ouderen, om actief deel te nemen aan de gemeenschappelijke evangeliserende
zending met het getuigenis van uw leven en met het gebed, met uw offers en uw
edelmoedigheid. Hartelijk bedankt hiervoor!
Geliefde zusters en broeders, wenden wij ons tot Maria, de Moeder van Jezus, onze
hoop. Aan haar vertrouwen wij de wens voor dit Jubeljaar en de komende jaren toe:
“Moge het licht van de christelijke hoop iedere persoon kunnen bereiken als
boodschap van de liefde van God die tot allen gericht is! En moge de Kerk een
trouwe getuige kunnen zijn van deze verkondiging in ieder deel van de wereld!” (bul
De hoop wordt niet teleurgesteld, 6).
Rome, Sint-Jan van Lateranen, 25 januari 2025, feest van de Bekering van de heilige
Paulus.
FRANCISCUS
Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers
Eindredactie: A. Kruse, MA
Copyright: Libreria Editrice Vaticana/SRKK

Meer nieuws

Naastenliefde door de eeuwen heen

06-10-2025

Lees meer

Kloosterdagen 2025, Thema: Pelgrims van Hoop

06-10-2025

Lees meer

Paus Leo XIV vraagt om in oktober dagelijks de rozenkrans te bidden voor vrede

03-10-2025

Lees meer