BOODSCHAP VAN DE HEILIGE VADER FRANCISCUS 17 november 2024


DE HEILIGE STOEL
BOODSCHAP VAN DE HEILIGE VADER FRANCISCUS
8 ste WERELDDAG VAN DE ARMEN
33ste Zondag door het Jaar
17 november 2024
Het smeekgebed van de arme stijgt op naar God (vgl. Sir. 21, 5)

Geliefde broeders en zusters,

1. Het gebed van de arme stijgt op naar God (vgl. Sir. 21, 5). In het jaar dat is gewijd aan het gebed, is deze uitdrukking van Bijbelse wijsheid met het oog op het Gewone Heilig Jaar 2025 uitermate geschikt om ons voor te bereiden op de 8ste Werelddag van de Armen, komende 17 november. De christelijke hoop bevat ook de zekerheid dat ons gebed zal komen voor het aangezicht van God; maar niet zomaar een gebed: het gebed van de arme! Laten wij nadenken over dit Woord en “het lezen” op de gezichten en in de geschiedenis van de armen die wij in onze dagen tegenkomen,
opdat het gebed een weg wordt van de gemeenschap met hen en van het delen in hun lijden.

2. Het boek Jezus Sirach, waarnaar wij verwijzen, is niet erg bekend en verdient het ontdekt te worden om zijn rijkdom aan thema’s, vooral wanneer het boek de relatie van de mens met God en de wereld aanroert. De auteur, Ben Sirach, is een meester, een schriftgeleerde in Jeruzalem, die waarschijnlijk schrijft in de 2de eeuw voor Christus. Hij is een wijs man, geworteld in de traditie van Israël, die onderwijst overde verschillende terreinen van het menselijk leven: van het werk tot het gezin, van het leven in de maatschappij tot de opvoeding van de jongeren; hij schenkt aandacht aan de thema’s die verband houden met het geloof in God en het naleven van de Wet. Hij pakt de niet gemakkelijke problemen aan van de vrijheid, het kwaad en de goddelijke rechtvaardigheid, die ook voor ons vandaag een grote actualiteit hebben. Ben Sirach wil, geïnspireerd door de Heilige Geest, aan allen de weg doorgeven die gevolgd moet worden voor een wijs leven dat waard is geleefd te worden ten overstaan van God en de broeders en zusters.

3. Een van de thema’s waaraan deze gewijde auteur meer aandacht besteedt, is het gebed. Hij doet dit met veel vuur, omdat hij zijn eigen persoonlijke ervaring een stem geeft. Geen enkel gebed zou in feite doeltreffend en vruchtbaar kunnen zijn, als het niet uitging van wie elke dag in tegenwoordigheid van God is en luistert naar zijn Woord. Ben Sirach verklaart dat hij vanaf zijn jeugd de wijsheid heeft gezocht: “Toen ik nog jong was, voordat ik mijn reizen begon, zocht ik openlijk door mijn gebed wijsheid te verkrijgen” (Sir. 51, 13).

4. In dit traject ontdekt hij een van de fundamentele waarheden van de openbaring, dat wil zeggen het feit dat de armen een bevoorrechte plaats in het hart van God hebben, en wel zo dat God ten opzichte van hun lijden “ongeduldig” is, totdat Hij hun recht heeft gedaan. “Het gebed van de nederige dringt door de wolken heen. Zolang het God niet bereikt heeft, is hij ontroostbaar en hij (de nederige) houdt aan, tot de Allerhoogste naar hem omziet en oordeelt ten gunste van de rechtvaardige en dat oordeel ook ten uitvoer brengt. De Heer talmt zeker niet en voor de onbarmhartigen zal Hij niet lankmoedig zijn” (Sir. 35, 21-22). God kent het lijden van zijn kinderen, omdat Hij jegens allen een oplettende en zorgzame Vader is. Als Vader zorgt Hij voor hen die dit het meest nodig hebben; de armen, de gemarginaliseerden, de lijdenden, de vergetenen… Maar niemand is uitgesloten van zijn hart, daar wij allen ten overstaan van Hem arm en behoeftig zijn. Wij allen zijn bedelaars, omdat wij zonder God niets zouden zijn. Wij zouden zelfs het leven niet hebben, als God het ons niet geschonken zou hebben. En toch, hoe vaak leven wij, alsof wij de baas waren over het leven of alsof wij het moesten veroveren! De wereldse mentaliteit vraagt erom iemand te worden, naam te maken ondanks alles en allen, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de maatschappelijke regels, als men maar rijkdom verwerft. Wat een droevige illusie! Geluk verkrijgt men niet met het vertrappen van het recht en de waardigheid van de ander. Geweld dat door oorlogen wordt veroorzaakt, laat duidelijk zien door hoeveel aanmatiging degene die zich machtig waant ten opzichte van de mensen, wordt bewogen, terwijl Hij in de ogen van God beklagenswaardig is. Hoeveel nieuwe armen worden er voortgebracht door deze kwalijke politiek, gemaakt met de wapens, hoeveel onschuldige slachtoffers! En toch mogen wij ons niet terugtrekken. De leerlingen van de Heer weten dat op het gezicht van ieder van deze “kleinen” het gelaat van de Zoon van God is geprent en dat onze solidariteit en het teken van de christelijke naastenliefde iedereen moet bereiken. “Iedere christen en iedere gemeenschap is geroepen om instrument van God te zijn voor de bevrijding en de vooruitgang van de armen, zodat zij ten volle kunnen integreren in de maatschappij; dit veronderstelt dat wij volgzaam en oplettend zijn om de kreet van de armen te horen en hem hulp te bieden” (apost. exhort. Evangelii gaudium, 187).

5. In dit jaar, dat gewijd is aan het gebed, moeten wij ons het gebed van de armen eigen maken en samen met hen bidden. Het is een uitdaging die wij moeten opnemen, en een pastoraal handelen dat gevoed moet worden. In feite “is de ergste discriminatie waaronder de armen lijden, het gebrek aan geestelijke aandacht. De immense meerderheid van de armen heeft een bijzondere openheid voor het geloof; zij hebben God nodig en wij mogen het niet nalaten hun zijn vriendschap aan te bieden, zijn zegen, zijn Woord, de viering van de Sacramenten en het aanbod van een weg van groei en rijping in het geloof. De voorkeursoptie voor de armen moet zich vooral vertalen in een bevoorrechte en prioritaire religieuze aandacht” (ivi, 200).Dit alles vereist een nederig hart dat de moed heeft bedelaar te worden. Een hart dat bereid is te erkennen dat het arm en behoeftig is. Er bestaat immers een overeenkomst tussen armoede, nederigheid en vertrouwen. De ware arme is de nederige, zoals de heilige bisschop zei: “De arme heeft niets om trots op te worden, de rijke heeft de trots om te bestrijden. Luister daarom naar mij: wees een ware arme, wees deugdzaam, wees nederig” (Preken, 14, 4). De nederige heeft niets om zich op te beroemen en pretendeert niets, hij weet dat hij niet op zichzelf kan rekenen, maar gelooft vast dat hij zich kan beroepen op de barmhartige liefde van God, hij staat tegenover Hem als de verloren zoon die berouwvol naar huis terugkeert om de omarming van de vader te krijgen (vgl. Luc. 15, 11-24). Omdat de arme niemand heeft op wie hij kan steunen, krijgt hij kracht van God en stelt hij heel zijn vertrouwen in Hem. De nederigheid brengt immers het vertrouwen voort dat God ons nooit zal verlaten en ons nooit zonder antwoord zal laten.

6. Tot de armen die onze steden bewonen en deel uitmaken van onze gemeenschappen, zeg ik: verlies deze zekerheid niet! God let op ieder van u en is u nabij. Hij vergeet u niet en Hij zou dit nooit kunnen doen. Wij allen hebben ervaring met een gebed dat zonder antwoord lijkt te zijn. Soms vragen wij dat wij bevrijd worden van een ellende die ons doet lijden en ons vernedert, en God lijkt onze smeekbede niet te horen. Maar de stilte van God betekent niet dat Hij geen aandacht heeft voor ons lijden; Zij bevat veeleer een woord waarnaar met vertrouwen geluisterd moet worden door ons te verlaten op Hem en zijn wil. En Jezus Sirach legt hiervan weer getuigenis af: “Het oordeel van God zal ten gunste van de arme zijn” (vgl. Sir. 21, 5). Uit armoede kan dus het lied van de puurste hoop opwellen. Laten wij eraan denken dat, “wanneer het innerlijk leven zich opsluit in eigen belangen, er geen ruimte meer is voor de ander, de armen niet meer binnen komen, men niet meer luistert naar de stem van God, niet meer geniet van de zoete vreugde van zijn liefde, niet meer het enthousiasme beleeft van het goede te doen. […] Dit is niet het
leven in de Geest dat opwelt uit het hart van de verrezen Christus” (Evangeliigaudium, 2).

7. De Werelddag van de Armen is intussen een afspraak voor iedere kerkgemeenschap geworden. Het is een pastorale gelegenheid die niet onderschat mag worden, omdat het iedere gelovige uitdaagt om te luisteren naar het gebed van de armen en zich bewust te worden van hun aanwezigheid en noden. Het is een gunstige gelegenheid om initiatieven te verwezenlijken die de armen concreet helpen en om ook de zovele vrijwilligers te erkennen en te steunen die zich hartstochtelijk wijden aan de meest behoeftigen. Wij moeten de Heer danken voor de mensen die zich ter beschikking stellen om de armsten te aanhoren en te ondersteunen. Het zijn de priesters, gewijde personen, leken die met hun getuigenis een stem geven aan het antwoord van God op het gebed van allen die zich richten tot Hem. De stilte wordt dus verbroken, telkens wanneer een broeder of zuster in nood wordt opgenomen en omarmd. De armen hebben ons nog veel te leren, omdat zij in een cultuur die rijkdom op de eerste plaats heeft gezet en dikwijls de waardigheid van de personen offert op het altaar van de materiële goederen, tegen de stroom in roeien en zo laten zien dat het wezenlijke in het leven iets heel anders is. Het gebed vindt derhalve in de naastenliefde die tegemoet komt en nabijheid wordt, een verificatie van authenticiteit. Als het gebed niet wordt vertaald in een concreet handelen, is het ijdel; immers, “het geloof is dood zonder de daad” (Jak. 2, 26). “Zonder het met trouw beleefde, dagelijkse gebed wordt ons handelen nietszeggend, verliest het zijn diepe ziel, vervalt het tot een simpel activisme” (Benedictus XVI, Catechese, 25 april 2012). Wij moeten deze verleiding vermijden en altijd waakzaam zijn met de kracht en de volharding die komt van de Heilige Geest, die gever van het leven is.

8. In deze context is het mooi te herinneren aan het getuigenis dat ons is nagelaten door Moeder Theresa van Calcutta, een vrouw die haar leven heeft gegeven voor de armen. Deze heilige herhaalde voortdurend dat het gebed de plaats was waaruit zij kracht en geloof putte voor haar zending van het dienen van de nederigsten. Toen zij op 26 oktober 1985 in de Algemene Vergadering van de United Nations Organization (UNO) sprak, zei zij, terwijl zij de rozenkrans, die zij altijd in haar hand hield, liet zien: “Ik ben alleen maar een arme zuster die bidt. Wanneer ik bid, legt Jezus zijn liefde in mijn hart en ga ik deze geven aan alle armen die ik tegenkom op mijn weg. Bidt u ook! Bidt en u zult de armen gewaarworden die u naast u hebt. Misschien op dezelfde overloop van uw flatgebouw. Misschien is er ook in uw huis iemand die wacht op uw liefde. Bidt en uw ogen zullen zich openen en uw hart zal zich vullen met liefde”. En hoe zouden wij hier, in de stad Rome, niet herinneren aan de heilige Benedictus Jozef Labre (1748-1783), wiens lichaam rust en wordt vereerd in de parochiekerk van Santa Maria ai Monti. Pelgrimerend vanuit Frankrijk naar Rome en afgewezen door zeer veel kloosters, bracht hij de laatste jaren van zijn leven arm door onder de armen, uren en uren in gebed met de rozenkrans voor het Allerheiligste Sacrament, het brevier biddend, het Nieuwe Testament en de Navolging van Christus lezend. Omdat hij zelfs geen kamertje had om te verblijven, sliep hij gewoonlijk in een hoek van de ruïnes van het Colosseum, als “vagebond van God” en maakte zo van zijn bestaan een onophoudelijk gebed dat naar Hem opsteeg.

9. Op weg naar het Heilig Jaar spoor ik ieder aan pelgrim van de hoop te worden door tastbare tekens voor een betere toekomst te stellen. Laten wij niet vergeten “de kleine details van de liefde” te koesteren (apost. exhort. Gaudete et exsultate, 145): stil blijven staan, naderen, een beetje aandacht schenken, een glimlach, een liefkozing, een woord van troost… Deze gebaren worden niet geïmproviseerd; zij vereisen veeleer een dagelijkse, vaak verborgen en stille, maar door het gebed versterkte trouw. Laten wij in deze tijd waarin het lied van de hoop plaats lijkt te maken voor het lawaai van de wapens, de kreet van zoveel onschuldige gewonden en de stilte van de ontelbare oorlogsslachtoffers, ons smeekgebed van vrede tot God richten. Laten wij arm aan vrede zijn en onze hand uitstrekken om deze te ontvangen als kostbare gave, en laten wij ons tegelijkertijd ervoor inzetten deze te herstellen in het dagelijks leven.

10. Wij zijn in iedere omstandigheid geroepen om vrienden van de armen te zijn in de voetsporen van Jezus die als eerste solidair is geworden met de laatsten. Mogen ons op deze weg de Heilige Moeder van God, de heilige Maria, ondersteunen, die bij haar verschijning in Banneux ons de boodschap heeft nagelaten die niet vergeten mag worden: “Ik ben de Maagd van de armen”. Laten wij haar, op wie God om haar nederige armoede heeft neergezien en die grootse dingen heeft verricht met haar gehoorzaamheid, ons gebed toevertrouwen, overtuigd dat het op zal stijgen naar de
hemel en zal worden verhoord.

Rome, Sint-Jan van Lateranen, 13 juni 2024, gedachtenis van de heilige Antonius
van Padua, patroon van de armen.
FRANCISCUS
Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers
Eindredactie: A. Kruse, MA
Copyright: Libreria Editrice Vaticana/SRKK



Terug gaan