Dinsdag in week 14 door het jaar
Feest van de heilige Maria Adolfina en gezellinnen, maagden en martelaressen (bisdom Breda)
Tot de franciscaanse Martelaren van de Bokseropstand in China behoort ook een aantal zusters van de congregatie van de Franciscanessen Missionarissen van Maria, onder wie de Nederlandse zuster Maria Adolfina (Anna Catharina Dierickx) uit Ossendrecht. Samen met bisschop Gregorius Grassi stierven zij voor het geloof op 9 juli 1900. In 1946 werden 29 slachtoffers van deze vervolging door paus Pius XII zalig verklaard.
Eerste lezing: Uit het boek Genesis, 32, 23-33.
In die dagen stond Jakob op en stak met zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen het wed van de Jabbok over. Toen Jakob hen met zijn bezittingen over de rivier gebracht had, bleef hij alleen achter. En een man worstelde met hem, tot het aanbreken van de dageraad. Toen de man gewaar werd dat hij Jakob niet aankon, stootte hij hem bij de worsteling boven tegen de heup, zodat die ontwricht werd. Daarop zei de man: Laat mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar Jakob antwoordde: Ik laat u niet gaan, wanneer gij mij niet zegent. De man vroeg: Hoe is uw naam? Hij gaf ten antwoord: Jakob. Toen zei de man: Voortaan zult gij geen Jakob meer heten, maar Israël, want gij hebt met God gestreden en met mensen en gij hebt hen overwonnen. Nu vroeg Jakob: Maak mij uw naam bekend. Maar de man zei: Waarom vraagt ge naar mijn naam? Toen gaf hij hem ter plaatse zijn zegen. Jakob noemde die plaats Peniël, want – zo zei hij – ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en ik ben toch in leven gebleven. De zon ging op, zodra hij Peniël voorbij was. Sindsdien was hij mank aan zijn heup. Vandaar dat de Israëlieten tot op de huidige dag de spier die boven aan de heup ligt niet eten, omdat God Jakob boven tegen de heup, tegen de spier van het heupgewricht had gestoten.
Tussenzang: Ps. 17 (16), 1. 2-3. 6-7. 8b. 15.
Antifoon: Ik ben rechtschapen en mag U aanschouwen, Heer.Luister, Heer, want mijn zaak is rechtvaardig,
let op mijn luid geroep.
Wil mijn gebed aanhoren;
mijn lippen bedriegen U niet.
Mijn oordeel verwacht ik van U,
uw ogen zien wat mij toekomt.
Zie in mijn hart, ga mij na in de nacht,
of stel mij met vuur op de proef:
Gij vindt geen onrecht in mij.
Nu roep ik U aan, want Gij zult mij verhoren,
wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem.
Toon mij de grootheid van uw erbarmen,
Redder van ieder die vlucht in uw hand.
Verberg mij onder de schuts van uw vleugels;
ik ben rechtschapen en mag U aanschouwen,
uw aanblik verzadigt mij als ik ontwaak.
Alleluia: 1 Petr. 1, 25.
Alleluia. Het woord des Heren blijft in eeuwigheid; en dit woord is de boodschap die u in het Evangelie is verkondigd. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 9, 32-38.
In die tijd bracht men Jezus een stomme die door de duivel bezeten was. Zodra de duivel was uitgedreven, begon de stomme te spreken. De mensen zeiden vol verbazing: Nog nooit heeft men in Israël zó iets gezien. Maar de Farizeeën zeiden: De vorst der duivels stelt Hem in staat de duivels uit te drijven. Jezus ging rond door alle steden en dorpen, waar Hij onderricht gaf in hun synagogen en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen genas. Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.
Lezingen bij het feest van de heilige Maria Adolfina en gezellinnen, maagden en martelaressen (bisdom Breda)
Eerste lezing uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte, 4, 7-15.
Broeders en zusters,
Wij dragen een schat in aarden potten; duidelijk blijkt dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons. Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar zijn nooit ten einde raad; wij worden opgejaagd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld, maar gaan er niet aan dood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden. Voortdurend wordt ons leven aan de dood uitgeleverd om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan. Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u. Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Ook wij geloven en daarom spreken wij. Want wij weten, dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken, om ons tot zich te voeren, samen met u. Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen, zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van zijn Naam.
Tussenzang Ps. 126 (125), 1-2ab. 2cd-3. 4-5. 6.
Refrein: Die onder tranen zaaien, oogsten met gejuich.
De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hun deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
Maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.
Alleluia
Alleluia. Zalig de mens die standhoudt in de beproeving. Heeft hij de toets doorstaan, dan zal hij de zegekrans van het leven ontvangen. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 10, 28-33.
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel; vreest veeleer Hem die èn ziel èn lichaam in het verderf kan storten in de hel. Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet één mus op de grond vallen. Bij u echter is zelfs ieder haar van uw hoofd geteld. Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen, hem zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is.